Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Electriciteit

betekenis & definitie

Electriciteit - Agens, waaraan de electrische werkingen worden toegeschreven. Van electrisch geladen lichamen wordt aangenomen, dat ze eene zekere hoeveelheid e. bevatten, terwijl bij een electrischen stroom wordt ondersteld, dat per tijdseenheid eene zekere hoeveelheid e. door de doorsnede van den geleiddraad stroomt. Op het laatst der 18e eeuw, toen van de electrische verschijnselen nog alleen de electrostatische bekend waren, onderscheidde men tweeërlei e., de positieve en de negatieve. Van een ongeladen lichaam werd ondersteld, dat het evenveel positieve als negatieve e. bevatte, terwijl een positief geladen lichaam eene overmaat positieve e. zou bevatten, een negatief geladen lichaam eene overmaat negatieve.

Gelijknamige deelen der e. zouden elkaar afstooten, ongelijknamig eelkaar aantrekken. In plaats van deze dualistische theorie verkondigde Franklin de zienswijze, dat er slechts ééne soort e. zou zijn, een positief geladen lichaam zou dan eene overmaat hiervan bezitten, een negatief geladen lichaam een tekort. In de theorie, door Faraday ontworpen, en later door Maxwell ontwikkeld, werd de belangrijkste rol toegekend aan de middenstof tusschen de geleiders, de electrische verschijnelen zouden te verklaren zijn door een spanningstoestand in deze middenstof aan te nemen. Terwijl dus in de oudere theorieën eene onmiddellijke werking der e. op afstand werd ondersteld, komt deze in de theorie van Faraday en Maxwell tot stand door tusschenkomst der middenstof. Hierbij kan verder»worden aangenomen, dat alle lichamen in normalen toestand reeds verzadigd zouden zijn met e., en eveneens de omgevende middenstof, die, ingeval er geen materie aanwezig zou zijn, uit den aether zou bestaan. Wordt nu een zekere hoeveelheid e. aan het lichaam toegevoerd, dan zal de e. zoowel in het lichaam als in de omgevende middenstof worden weggedrongen, waardoor een zekere druk wordt teweeggebracht, tenminste, voorzoover de lichamen geen geleiders zijn. Deze druk is te beschouwen als de eigenlijke oorzaak der electrostatische werkingen. Volgens deze opvatting gedraagt de e. zich dus als eene onsamendrukbare vloeistof; door elk oppervlak, dat een geleider omgeeft, wordt evenveel e. verschoven als de lading van den geleider bedraagt.

Aan de e. wordt derhalve eene zekere mate van bewegingsvrijheid toegekend, in dier voege, dat ze zich in niet-geleiders over een zekeren afstand kan verplaatsen (diëlectrische verschuiving) onder den invloed eener electrische kracht; houdt deze op te werken,dan keert de e. naar haren evenwichtsstand terug. In geleiders daarentegen is de e. niet aan een bepaalden evenwichtsstand gebonden, doch kan ze zich vrij verplaatsen. Wel is in geleiders eene diëlectrische verschuiving op een zeker oogenblik mogelijk, doch ze zal al zeer spoedig tengevolge van de strooming der e. worden opgeheven. Lorentz nam aan, dat de bewegelijke e. negatief geladen zou zijn en in bepaalde, onderling gelijke hoeveelheden (electronen) zou voorkomen, dus a.h.w. uit electriciteitsatomen zou bestaan. Deze zienswijze wordt tegenwoordig algemeen door de natuurkundigen gedeeld. Aan den anderen kant wordt tegenwoordig het bestaansrecht van den aether van vele zijden in twijfel getrokken, vandaar, dat de voorstelling van Faraday en Maxwell omtrent de rol, die aan den aether zou moeten worden toegekend, bij de electrische en magnetische verschijnselen, wordt verlaten, zonder dat eene andere, duidelijk omlijnde voorstelling daarvoor in de plaats is getreden.