Wat is de betekenis van Aether?

2024-04-29
Mythologische Encyclopedie

Dr. A. van Anken (1961)

AETHER

(Gr. Aither), de reine bovenlucht waarin de Griekse goden verblijven, in tegenstelling met de ‘aer’, de lagere lucht die de mens inademt. Soms voorgesteld als de zoon van Erebus (duisternis) en Nyx (nacht); hij is een der elementen van de kosmos en geldt in de orphische hymnen als de wereldziel waaruit alle leven ontkiemt.

2024-04-29
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Aether

iedere stof, waarvan de structuur kan worden afgeleid door in water elk der waterstofatomen door een koolwalerstofrest te vervangen, b.v. CH3.O.CH3, dimethylaether : (= dimethoxymethaan, een enkelvoudige a.); CH3.O.C2H5, methoxyaethaan (een gemengde a.); en ook: C6H5.O.CH3, anisool (= methoxybenzeen, een aromatische a.). A. is ook de afgekorte naam...

2024-04-29
Eerste Medisch Systematische Ingerichte Encyclopedie

Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V. (1954)

Aether

1. denkbeeldige alom aanwezige stof, dezieg. „drager” van electrisch en magnetisch veld; 2. vloeibare stof scheikundig aethyl-oxyde (C2H6)20 aethylaether; wordt in de geneeskunde voornamelijk gebruikt voor narcose (zie aldaar); 3. scheikundig op sub 2 gelijkende stoffen gevormd door wateronttrekking aan 2 alcoholmoleculen.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aether

(Gr.), m. (mv. in de bet. 3. -s), 1. (dicht.) bovenlucht, dampkring, hemelruim, hemel; 2. veronderstelde middenstof die de gehele wereldruimte doordringt : warmte en licht verschillen alleen in graad : beide zijn trillingen van de aether; — in ’t bijz. als middenstof voor radiogolven: in de aether zijn, van een radiostatio...

2024-04-29
Vreemde woorden in de natuurkunde en namen der chemische elementen

Prof. Dr. P.H. van Laer (1949)

Aether

(Lat.; = Gr. alfhfjp (aithêr) = ijle lucht boven de atmosfeer). Hypothetisch medium dat tussen de ponderabele lichamen aanwezig is en (volgens de opvatting van Lorentz (1853-1928)) ook de kleinste deeltjes doordringt. Een dergelijk ijl medium heeft vanaf de oudste tijden in de cosmologieën een rol gespeeld. In de physica werd zulk een me...

2024-04-29
Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Aethēr

ĕris, acc. ĕra, m. de fijne bovenlucht, aether; poët., hemel = hemelruim, aether, vooral als woonplaats van de goden, ook = hemelbewoners, goden. | poët. overdr., lucht in ’t alg.; bovenwereld.

2024-04-29
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Aether

(1), reeds in oud. Gr. personificatie van de zuivere hemel, het 5de hemelse element (na vuur, lucht, water en aarde); in het algemeen: een denkbeeldige stof, die de wereldruimte zou vullen en o.a. drager zou zijn van de electromagnetische trillingen (zoals licht). Het bestaan van de A. heeft men, ondanks veel moeite, nooit definitief kunnen aantone...

2024-04-29
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Aether

(1 mythologie) is volgens de Grieken de reine bovenlucht, waarin de goden leven, boven de eigenlijke dampkring, de aër. In de mythologie heet hij zoon van Erebos (de duisternis der onderwereld) en de Nacht; of ook van de Chaos en Caligo (duisternis). Ook is hij broeder van Dag, Nacht en Erebos, en gehuwd met de Dag, met wie hij aarde, hemel en...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aether

m.-s (Gr.-Lat. woonplaats der goden); lucht, door de goden ingeademd, en eigenlijk bestanddeel der goden; lucht; natuurk. een denkbeeldige fijne stof, die de gehele wereldruimte en alle ruimten, niet door de materie ingenomen, vult; geneesk. ijle, sterk riekende en sterk smakende vloeistof, verdovingsmiddel; ook: ether, (ae = ee).