Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Adder

betekenis & definitie

Adder - (Pelias berus), een slangsoort. Herkenningsteekenen: kop breed, driehoekig met stompen snuit; hals dunner dan kop, staart kort. Over den rug loopt een donkere zigzag-lijn, die met een X of H op den kop begint; kleur verschillend naar de omgeving, waarin het dier leeft: bruin, groen, tot bijna zwart. Lengte tot 80 cM.

De a. is een gifslang; de beet — het dier kan zelfs door schoenleder heenbijten — is ook voor den mensch gevaarlijk, soms zelfs doodelijk, bv. bij jonge kinderen. Door den beet ontstaan zwelling van het geraakte lichaamsdeel en koorts, die eenige dagen kan aanhouden. De afgeslagen kop kan nog bijten en het gif behoudt na jaren nog zijn werking. De a. doet den mensch geen kwaad, tenzij men haar met opzet of bij ongeluk te na komt. Men vindt hier te lande a. in de zandstreken in het N., verder vooral in Overijsel, Gelderland, Utrecht en N.-Brabant. Het voedsel bestaat vooral uit muizen.

Vijanden van de a. zijn de bunzing, de egel en de buizerd. — Is men gebeten, dan moet men het kleine wondje door insnijden met een mes vergrooten en daarna uitzuigen. Dit is niet gevaarlijk, aangezien het gif alleen werkt, als het in het bloed komt. Iemand met een wondje aan de lippen of in den mond mag dus niet een wond uitzuigen. Daarna moet de wond worden uitgebrand en het lichaamsdeel zoo stijf mogelijk worden afgebonden; het inroepen van medische hulp is altijd aan te bevelen. De a. krijgt tweemaal per jaar 6—14 levende jongen. Het is geraden in streken, waar a. veel voorkomen, nooit met bloote voeten te loopen, en niet te gaan zitten, alvorens men de daarvoor uitgekozen plaats goed heeft doorzocht.

< >