Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Abraham

betekenis & definitie

Abraham - stamvader van het Israëlietische volk. Soms komt de naam als Abram voor, waarsch. is dit een dialectische variant voor Abraham. In het Babylonisch komt de naam als personennaam voor onder den vorm Abiramu, Hebr. Abiram.

Volgens de O.T. overlevering komt A. uit Babylonië (Ur der Chaldeeën), waar zijn vader Terah woonde. Vandaar trok Terah met zijn gezin naar Haran, en na diens dood trok A. „op Gods bevel” (de historische aanleiding is onbekend) naar Kanaän, waar hij zich als „herdersvorst” te Hebron vestigt. De Egyptische teksten noemen in die streek een „veld Abrahams”. Het verhaal van A’s leven is beschreven in Gen. 13—25.

In de Israëlietische en de Christelijke traditie geldt A. als de Vader der geloovigen. Het zijn vooral twee feiten uit zijn leven, die dat bewerkten; zijn trekken uit Haran naar Kanaän op Gods bevel en het offeren van zijn zoon Izaak op den berg Moria. (Gen. 12 en 22; verg. Hebr. 11,8, 9,17). Zijn graf, in de spelonk van Machpela (Gen. 25, 9) is nog heden ten dage een der beroemdste bedevaartsplaatsen van de Mohammedanen. A. is n.l. niet alleen stamvader der Israëlieten, maar ook der Arabieren door Ismaël, den zoon van zijne slavin Hagar, en hij wordt dan ook in den Koran niet minder hoog geschat als in den Bijbel.

De uitdrukking „in Abrahams schoot zitten,” het rustig, aangenaam hebben, is ontleend aan Luc. 16:22, waar gesproken wordt van den bedelaar Lazarus, die na zijn dood door de engelen gedragen werd in den schoot Abrahams „Hij heeft Abraham gezien”, voor: hij is boven de 50 jaar, vindt zijn oorsprong in Joh. 8: 37. In de zegswijze „weten, waar Abraham de mosterd haalt” is A. waarschijnlijk een willekeurige naam en mosterd een willekeurig artikel. Het bet. dus weten, waar men iets haalt, ergens van op de hoogte zijn.

Zie Stoett, Spreekwoorden enz.