Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zintuig

betekenis & definitie

o. (-en), (ook: sensorisch orgaan), bij alle meercellige organismen, behalve de sponzen, voorkomend orgaan dat bijzondere cellen bevat (zintuigcellen of receptors), die reageren op prikkels die hen bereiken vanuit het uitof inwendig milieu; de reactie bestaat in verandering van de impulsfrequentie (elektrische signalen, die via zenuwen het centraal zenuwstelsel bereiken).

(e) Door middel van hun zintuigen worden de dieren doorlopend ingelicht omtrent bepaalde toestanden binnen hun eigen lichaam (proprioceptie), omtrent de toestand van de buitenwereld (exteroceptie) en de veranderingen die zich daarin voordoen. In het bijzonder alle met de vrije voortbeweging samenhangende activiteiten, zoals de handhaving van het evenwicht, het opzoeken van prooi of geslachtspartner, het ontwijken van vijanden, de oriëntatie enz., zijn geheel op zintuiglijke indrukken gebaseerd. Elk zintuig is gevoelig voor een bepaalde categorie van prikkels (zgn. adequate prikkels), b.v. licht, geluid, enz. Ook op inadequate prikkels kan een zintuig vaak (maar wel veel minder gevoelig) reageren. Al naar de aard van de prikkels onderscheidt men mechanische, thermische, chemische, optische en elektrische zintuigen. De prikkels van de pijnzin zijn niet fysisch-chemisch, maar biologisch gedefinieerd, nl. door hun schadelijkheid.

Alle mechanische zintuigen zijn af te leiden van de algemeen verbreide tastzin. Een tastorgaan van bijzondere aard vormen de zijlijnzintuigen van vissen en waterbewonende amfibieën. Een ander van de tastzin af te leiden zintuiglijk vermogen, dat men bij dieren vrij algemeen aan treft, is de zwaartezin. Deze zin zetelt bij ongewervelde dieren in de statocyste, bij de gewervelde dieren in het labyrint, welk orgaan bovendien nog twee andere mechanische zintuigen omvat: de rotatieen de gehoorzin. Over de thermische zintuigen bij dieren is nog slechts weinig bekend (→temperatuurzin).

De chemische zintuigen (→chemoreceptie) omvatten bij de gewervelde dieren de reuk en de smaak. Bij de ongewervelde dieren zijn reuken smaakzin meestal moeilijk te onderscheiden, vooral bij waterdieren, waar de chemische zintuigen vaak over grote delen van het lichaam zijn verspreid. Lichtzintuigen komen zeer algemeen voor. Oorspronkelijk werd slechts het directe zonen hemellicht waargenomen. Pas met de ontwikkeling van complexe ogen (facetogen bij geleedpotigen, lensogen bij inktvissen en gewervelde dieren) kregen daarnaast de door voorwerpen gereflecteerde lichtstralen meer en meer betekenis; zij zijn bij de hogere dieren en de mens veruit de belangrijkste lichtprikkels geworden. Naast het primitieve vermogen tot waarneming van lichtsterkte verschillen ontwikkelde zich gevoeligheid voor de lichtrichting, in vele gevallen ook voor de polarisatietoestand van het licht, voor golflengte verschillen (kleuren), en bij de dieren met complexe ogen ten slotte de onderscheiding van vorm en beweging van voorwerpen (beeldwaarneming), tot stereoscopisch zien toe.