(België) vordering waarbij de schuldeiser optreedt uit naam van de schuldenaar. Dit doet zich voor in het geval dat een schuldenaar die onder schulden gebukt gaat, soms uit slechte wil, doch veeleer uit moedeloosheid nalaat zijn eigen rechten te doen gelden omdat de uitoefening van die rechten toch enkel ten goede zal komen aan zijn schuldeisers.
Daarom verleent art. 1166 BW aan de schuldeisers de macht om al de rechten en vorderingen van hun schuldenaar uit te oefenen, met uitzondering van die welke uitsluitend aan de persoon verbonden zijn. Vereisten voor het instellen van de vordering zijn: 1. dat er een opeisbare schuldvordering tegen de schuldenaar zou bestaan;
2. dat de schuldenaar zijn recht zou verzuimen;
3. dat de schuldeiser er belang bij heeft de plaats van de schuldenaar in te nemen, wat b.v. niet het geval is indien de schuldenaar kennelijk vermogend is of wanneer hij failliet is, want dan moet de faillissementscurator zijn plaats innemen voor rekening van de schuldeisers. De zijdelingse vordering moet ingesteld worden uit naam van de schuldenaar, en de verweerder mag alle excepties tegenwerpen die hij tegen de schuldenaar zou mogen doen gelden. De opbrengst van de veroordeling van de schuldenaar valt in diens vermogen, en komt ten goede aan alle schuldeisers.
