Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Vader

betekenis & definitie

m. (-s), -en),

1. man in betrekking tot het kind of de kinderen die van hem zijn, verwekker: iemands vader wel kunnen zijn, zeer veel ouder zijn; (zegsw.) een vader kan beter tien (zeven) kinderen

onderhouden, dan tien (zeven) kinderen een vader; van op kind, op of tot zoon, van geslacht op geslacht;

2. mannelijk dier dat jongen heeft voortgebracht: de van dit renpaard is de hengst Achilles;
3. hoofd van het gezin: daar gaat vader Bergmann; ook met betrekking tot een stiefof schoonvader;
4. aanspraak: vriend, vent, baas: dat is boven je macht, vader!;
5. oude man: hoe gaat het, vadertje? met personificatie: Rijn;
6. man die als een vader zorgt of beschermt: vadertje Staat; in aansluiting bij een Russisch spraakgebruik: vadertje Tsaar; de Vader des Vaderlands, als eretitel voor prins Willem van Oranje;
7. persoon of zaak waarvan iets uitgaat; van zaken: (zegsw.) de wens is de vader van de gedachte; van personen: J.F.Willems, de vader van de Vlaamse Beweging; voorganger, voorbeeld: Abraham, de van de gelovigen; vader Cats; uitvinder, maker, stichter enz.: de vader van die wet;
8. voorvader: de gebruiken, de instellingen der vaderen in ere houden; stamvader: onze eerste vader, Adam;
9. eretitel van een man die om zijn gezag en waardigheid met een vader wordt vergeleken: de vroede vaderen; kerkvader: apostolische vaders; als titel van de paus: de Heilige Vader.