Werkwoorden vervoegen
vaderen
Tegenwoordige tijd vaderen
Ik vader
Jij vadert
vader jij?
U vadert
Hij/Zij/Het vadert
Wij vaderen
Jullie vaderen
Zij vaderen
Verleden tijd van vaderen
Ik vaderde
Jij/U vaderde
Hij/Zij/Het vaderde
Wij vaderden
Jullie vaderden
Zij vaderden
Voltooid deelwoord van vaderen
gevaderd
Tegenwoordig deelwoord van vaderen
vaderend