[Eng. zwaaien], m.,
1. ca.1930 karakteristiek geworden ritmische kwaliteit in de jazz die ontstaat doordat de melodietonen in snelle afwisseling strak in de maat en daar juist tegenin worden gespeeld; 2. een rond 1930 in de VS en ca.1935 in Europa populair geworden wiegende, vloeiende dansstijl van Afrikaanse oorsprong, gedanst in vierkwartsmaat, waarbij het tweede en vierde maatdeel iets sterker worden benadrukt dan het eerste en het derde.