swing
(zelfstandig naamwoord) [alg.] vlotheid, zwier, vlot § - De schrijfster heeft verhaal met zo'n vlotheid geschreven dat je het boek in één ruk uitleest. [boksen] lange hoekstoot - De bokser velde zijn tegenstander met een lange hoekstoot . [bouwwerk] uitslag, schommeling, zwiep [politiek] kentering, omdraaiing - Het...