Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

strak

betekenis & definitie

bn. en bw. (-ker, -st),

1. gespannen: een touw houden; nauwsluitend: een strakke broek; (fig.) iemand — houden, hem weinig vrijheid van bewegen toestaan;
2. star, onbeweeglijk: hij keek mij aan;
3. effen, zonder uitdrukking van gevoelens: zijn gezicht werd — als een masker.