(stroomde, heeft en is gestroomd),
1. met kracht vloeien (van een vloeistof); (fig.) de woorden stroomden van zijn lippen, vloeiden rijkelijk; (ook overdr.) het licht stroomt door het open raam;
2. (fig.) zich in groten getale voortbewegen, in menigte zich (ergens heen) spoeden.