Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

Steen, Jan

betekenis & definitie

Havickszoon, Ned. schilder, *1626 Leiden, †(begr.3.2.) 1679 Leiden. Steen was o.a. leerling van Van Ostade te Haarlem en van zijn schoonvader Van Goyen te ‘s-Gravenhage, in wiens stijl hij enige landschappen schilderde.

Verschillende technieken en stijlelementen ontleende hij daarnaast aan Hals, De Hoogh en Dou. Vooral na 1660 echter ontwikkelde hij zijn eigen stijl en schilderde voornamelijk de moraliserende rommelige, huiselijke taferelen, waaraan de uitdrukking een huishouden van Jan Steen te danken is. Steens oeuvre omvat meer dan 800 schilderijen en bestaat behalve uit portretten en religieuze en mythologische voorstellingen, vooral uit genretaferelen. Hij is ongeëvenaard in het zeer uitvoerig met veel mensenkennis en gevoel voor humor in beeld brengen van het dagelijks leven in de 17e eeuw in Holland. De moraliserende strekking van deze werken houdt verband met de emblematische litteratuur van de 17e eeuw. LITT.

C.Hofstede de Groot, Beschreibendes und kritisches Verzeichnis I (1907); F.Schmidt-Degener en H.E.van Gelder, J.Steen (1927); W.Martin, J. Steen (herdr. 1954); G.J.Gudlaugsson, The comedians in the work of J.Steen and his contemporaries (1974); B.D.Kirschenbaum, The religious and historical paintings of J.Steen (1977).