Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

springbok

betekenis & definitie

m. (-ken),

1. bok om te laten dekken;
2. Antidorcas marsupialis, middelgrote Zuidafrikaanse antiloop (e);
3. (sport) toestel om over heen te springen.

(e) De springbok is zeer nauw verwant aan de →gazellen, en wordt daar ook wel toe gerekend. Beide seksen dragen vrij korte hoorns (ca. 35 cm). De rug en flanken zijn lichtbruin, er is een horizontale donkerbruine band, en de buik is wit. De rug draagt een huidplooi met lange witte haren, die in geval van schrik opgezet worden en zo een waarschuwing voor de andere dieren vormen. Schouderhoogte ca. 75 cm. Springbokken komen verspreid voor over droge gebieden in Zuid-Afrika, Botswana, ZuidwestAfrika en Zuid-Angola.

Deze dieren trokken vroeger in enorme, alles onder de voet lopende kudden op zoek naar nieuwe weidegronden. Alleen in Botswana komen nog beperkte trekbewegingen voor.

Van ouds geliefd jachtwild in Zuid-Afrika, nu ook wel voor het vlees gehouden; symbool van ZuidAfrika. Bij het zgn. pronken springen zij met gekromde rug en bijeen gehouden poten recht de lucht in, waarbij de haren van de huidplooi op de rug opgezet worden. Deze sprongen kunnenzeer hoogzijn (tot 3 m!) en kunnen enige malen achtereen herhaald worden.