m. (-scopen), bijzondere uitvoering van de microscoop om anisotrope stoffen (kristallen e.d.) met gepolariseerd licht te onderzoeken.
(e) In de stralengang van een polarisatiemicroscoop zijn twee polarisatiefilters geplaatst, één onder (polarisator) en één boven (analysator) het kristalpreparaat. De analysator is draaibaar in een montuur met gradenverdeling geplaatst; ook de objecttafel is draaibaar; staan de polarisator en analysator gekruist ten opzichte van elkaar dan zijn van het object alleen die delen te zien die door optische activiteit het polarisatievlak gedraaid hebben. Op deze wijze kan men b.v. de oxalaatkristallen in plantecellen goed zichtbaar maken. Bij sommige polarisatiemicroscopen kan een extra lens (de bertrandlens) ingeschoven worden om het beeld dat in het achterste brandvlak van het objectief ontstaat (dus in de tubus) waar te nemen. Het belang hiervan is dat in een punt van dat vlak straling is waar te nemen die door het gehele kristalpreparaat in een bepaalde richting wordt uitgezonden (conoscopische stralengang). Bij dubbelbrekende materialen kan aldus de aanwezigheid van ‘gewone’ en ‘buitengewone’ straal zichtbaar gemaakt worden. De polarisatiemicroscoop wordt o.a. toegepast in de biologie en de kristallografie.