m. (-tonen),
1. (akoestiek) subharmonische of benedenharmonische toon waarvan de frequenties zich verhouden tot de grondtoon als 1 : 1/2 : 1/3 : 1/4 : 1/5 (e);
2. toon (meestal in fig. zin) die onder iets anders te horen is: met een – van spijt;
3. (koophandel) de prijs waartoe de schommelingen steeds terugkeren.
(e) De intervallen tussen de ondertonen zijn gelijk aan die tussen de →boventonen, maar dan gespiegeld ten opzichte van de grondtoon. Zo zijn b.v. de eerste drie ondertonen onder de c' : c, F, C.