bw., 1. (van plaats) op een bepaald punt of binnen een bepaalde ruimte in de laagte: wilde struiken hingen —; naar —; naar de laagte, naar beneden; van —, vanuit de laagte, van beneden; beneden: de bootsman is —, beneden in het schip; — hou!, scheepsroep om de aandacht te trekken, wanneer men van het dek hun, die zich in het benedenschip bevinden, iets wil toeroepen;
2. (van richting) in de richting naar de laagte, naar beneden: enige mensen, allen het hoofd —, schenen iets te zoeken; naar de aarde, naar lager sferen.