o.,
1. werk dat gevlochten is als of gelijkenis vertoont met een net: een van twijgen; ook als decoratief patroon; (oneig.) diagram dat de deelactiviteiten van een project en hun onderlinge relaties aangeeft (netwerkplanning): we maakten een netwerk voor het ontwerpen en de aflevering van een betontekening; (culturele antropologie), het geheel
van betrekkingen tussen mensen: de maatschappij als een netwerk van persoonlijke en groepsrelaties;
2. (meetkunde) vlakke figuur die ontstaat door alle zijvlakken van een veelvlak in hun ware gedaante in één plat vlak te tekenen: het netwerk van een regelmatige vierzijdige piramide.
In de culturele antropologie hanteert men de term netwerk om er het geheel van betrekkingen tussen mensen mee aan te duiden. Door een willekeurige persoon in dit netwerk, ego, kunnen de andere uit het geheel naar een of ander criterium nader geclassificeerd worden:
1. het intieme netwerk, personen met wie ego nauwe contacten heeft;
2. het effectieve netwerk, personen met wie de betrekkingen oppervlakkig zijn;
3. het uitgebreide netwerk, personen die ego (nog) niet kent, maar waarmee hij wel in contact kan komen.
De meeste van deze relatiepatronen betreffen de zgn. niet-groepen (coalities), d.w.z. personen die tijdelijk samengaan om een bepaald doel te bereiken. Daarnaast zijn er de (corporatieve) groepen, gekenmerkt door het permanent samengaan van personen.
LITT. J.F.Boissevain, Friends of friends (1974).