Werkwoorden vervoegen
netwerken
Tegenwoordige tijd netwerken
Ik netwerk
Jij netwerkt
netwerk jij?
U netwerkt
Hij/Zij/Het netwerkt
Wij netwerken
Jullie netwerken
Zij netwerken
Verleden tijd van netwerken
Ik netwerkte
Jij/U netwerkte
Hij/Zij/Het netwerkte
Wij netwerkten
Jullie netwerkten
Zij netwerkten
Voltooid deelwoord van netwerken
genetwerkt
Tegenwoordig deelwoord van netwerken
netwerkend