Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kleren

betekenis & definitie

o. (mv.), kleding, kledingstukken, meestal als collectivum en gewoonlijk beperkt tot bovenkleding: een pak, een stel -; oude, gedragen — ; een kast vol —; (met betrekking tot een bepaald persoon) de kledingstukken die hij aan heeft, resp. aantrekt of afgelegd heeft: iemand de — van het lijf trekken; zijn — over een stoel hangen; niet uit de — geweest zijn, niet naar bed geweest; (in algemene zin) wat men bezit of nodig heeft om zich te kleden: veel hebben; niet om — geven; goed in de — zitten, er behoorlijk van voorzien zijn; niet in iemands — willen steken, niet in zijn plaats willen zijn; iemand in de steken, kleding voor hem kopen, ook: hem beetnemen, bedotten; dat gaat een mens niet in zijn koude zitten, dat pakt iemand geducht aan; dat raakt mijn koude — niet, dat glijdt langs mijn koude af, deert mij niet, is mij onverschillig; de — maken de man, bij het beoordelen van iemand gaat men vaak op het uiterlijk af.