Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kip, vogelsoort

betekenis & definitie

v. (-pen),

1. huishoen, Gallus gallus, vogelsoort behorende tot de familiefazanten (e); (mv.) hoen, zonder gedachte aan geslacht: kippen houden; kippen van de eerste leg, jonge, pas leggende kippen, soms hennen genoemd; zegsw.: zo flauw, zo schor als een —; zo blind als een —, vandaar blinde -, als ben. voor een bijziend persoon; met de kippen naar bed of op stok gaan, vroeg gaan slapen; er als de kippen bij zijn, er zeer vlug bij zijn (om iets te bemachtigen, om zijn deel te krijgen); lopen als een die haar ei niet kwijt kan, onrustig heen en weer lopen; hij redeneert als een — zonder kop, onnadenkend; hij voelt zich zo lekker als voelt zich zeer wel; — ik heb jel, uitroep wanneer men iets grijpt, pakt, iemand vangt, ook in zijn redenering;
2. (als stofn.) het toebereide dier of het vlees ervan: we eten koude —;
3. minacht, ben. voor een meisje of een vrouw.

(e) De kip stamt, naar men aanneemt, van het bankivahoen (→boshoen) af. Het is niet bekend wanneer het bankivahoen werd gedomesticeerd, maar er zijn aanwijzingen, dat dit al ca.3000 v.C. moet zijn gebeurd. →kipperas.

LITT: J.Batty en C.Francis, Poultry colour guide (1977).

< >