Gijsbert, Fries dichter, *1603 Bolsward, ♱sept. 1666 (aan de pest) Bolsward. Van 1625-35 was Japiks onderwijzer te Witmarsum en van 1635-37 is zijn woonplaats onbekend.
Sinds 1637 was hij onderwijzer en voorzanger te Bolsward. Met Japiks begon de 17e-eeuwse Friese litteratuur pas goed. Hij bezong de liefde en gaf wijze en godsdienstige lessen in dichterlijke samenspraken. Zijn godsvertrouwen beleed hij in de ruim 50 psalmen die hij berijmde en in enkele geestelijke gezangen. Zijn gedichten zijn levendig en sterk ritmisch, hoewel zij in later tijd, onder invloed van de barok, wel eens te gewrongen zijn. Zijn prozavertalingen uit het Frans munten uit door meesterlijke taalbeheersing.
Japiks ontleende zijn onderwerpen aan tal van schrijvers. Zijn brieven aan zijn vriend Gabbema openbaren veel van zijn innerlijk. Behalve enkele gedichten, waaronder ook Ned., verscheen van Japiks tijdens zijn leven slechts de Friesche tjerne (1640), een bruiloftszang. Twee jaar na zijn dood kwam de bundel Friesche rymlerye uit (1668); in 1681 verscheen daarvan door toedoen van Gabbema een tweede druk, vermeerderd o.a. met de brieven en proza. Uitgave: Friesche rymlerye, door J.H.Brouwer, J.Haantjes en P.Sipma (2 dln. 1966; met aant.).LITT. J.J.Kalma, Bibliografy G.Japiks (1956); J.J.Kalma, Om G.Japiks hinne, Fryslân yn de 17e ieu (1963); E.G.A.Galama, G.Japiks en het oordeel van tijdgenoot en nageslacht (1963); D.A.Tamminga en K.de Vries, Hulde oan G.Japiks (1967).