Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

incompatibiliteit (inkompatibiliteit)

betekenis & definitie

[→Fr.j, v., onverenigbaarheid: — van humeur, te grote uiteenlopendheid van geaardheid; (recht) onverenigbaarheid van functies (e); (biologie) onverenigbaarheid van geslachtscellen, waardoor bepaalde kruisingen onvruchtbaar zijn (e).

(E) BIOLOGIE. Incompatibiliteit binnen een soort kan onderverdeeld worden in zelfincompatibiliteit (zi) en kruisingsincompatibiliteit (KI). ZI houdt in dat een plant zichzelf niet kan bevruchten, de plant is wel kruisingscompatibel (KC). KI houdt in dat andere individuen de plant niet kunnen bevruchten, de plant is wel zelfcompatibel (zc). Langs plantenfysiologische weg kan gametenvereniging worden verhinderd, zonder dat daarbij defecte of rudimentaire meeldraden of stuifmeelkorrels betrokken zijn, zoals dat het geval is bij steriliteit en éénslachtigheid. Incompatibiliteit wordt geconditioneerd door een of meerdere genen, die uit meerdere allelen (kunnen) bestaan.

zi kan worden gebruikt voor de hybridezaadteelt, b.v. toegepast bij spruitkool. De zaadplant moet dan zc zijn en de stuifmeelplant KC met de zaadplant. Doordat beide ingeteeld moeten worden, moet de zi-barrière doorbroken worden. Hierbij kan men gebruik maken van knopbestuiving (in de jonge bloem is de zi-reactie nog onvoldoende aanwezig) en pseudocompatibiliteit (onder invloed van

o.a. temperatuur, koolzuuren vochtgehalten van de lucht, daglengte en genotype) kan de zi-reactie onvoldoende tot uiting komen. Verder kunnen b.v. groeistoffen of beschadiging van het stempeloppervlak (beschadigen, plaatselijk verhitten) de zi-reactie opheffen. Men kan ook de stempel verwijderen en stuifmeel op het wondvlak van de stijl aanbrengen.

RECHT. De term incompatibiliteit slaat m.n. op de onverenigbaarheid van bepaalde ambten en functies. Doel is te voorkomen dat deze ambten en functies niet op de meest adequate wijze zouden worden vervuld en/of dat het algemeen belang in strijd zou komen met particuliere belangen. Zo is in de Ned. GW bepaald dat het lidmaatschap van de Staten-Generaal onverenigbaar is met het ministerschap, met het lidmaatschap van de Raad van State, de Hoge Raad of de Algemene Rekenkamer en met het ambt van commissaris der koningin (art. 106 GW), noch lid zijn van beide Kamers (art. 103). In België kan men niet tegelijk lid der beide Kamers zijn (art. 35 GW).

Bij de wet van 6.8.1931 werd de incompatibiliteit vastgelegd voor ministers, oudministers en kamerleden. De laatsten kunnen niet tegelijkertijd ambtenaar of anderszins staatsbezoldigde zijn (dus ook geen door de staat bezoldigd bedienaar der eredienst) of rijkscommissaris bij een Nv. De wet van 25.10.1921 verklaarde het parlementair mandaat incompatibel met de functies van gouverneur der provincies, provinciaal griffier en rechter. Deze functies zijn tevens onverenigbaar met het lidmaatschap van een gemeenteraad. Een rechter mag in bepaalde gevallen onbezoldigde nevenambten uitoefenen (art. 103 GW), behoudens de gevallen van onverenigbaarheid thans bepaald bij art. 292304 Ger. Wbk.

< >