Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

hulp

betekenis & definitie

v./m.,

1. de daad van helpen, bijstand, ondersteuning, medewerking: — verlenen, — zoeken, vragen, enz.; om — roepen; iemand te — komen, hem helpen; zijn — aanbieden; eerste — (bij ongelukken), (dienst van) het verlenen van de dringendste hulp aan personen wie een ongeval is overkomen, in afwachting van geneeskundige hulp; (spr.) als de nood het hoogst is, is (de) — nabij;
2. (-en), de bewegingen waardoor de ruiter zijn wil aan het paard meedeelt;
3. helper, helpster: zij is mijn trouwe —; — in de huishouding; in samenst. met namen van gebouwen, inrichtingen enz. dient hulpom aan te duiden dat het bedoelde gebouw enz. ter nood dient, b.v. om tijdelijk of gedeeltelijk het in het tweede lid genoemde te vervangen, als hulppostkantoor enz.; in namen van werktuigen ter aanduiding van een aanvullende of reservefunctie: hulpmotor enz.; in samenst. met kwalitatieve persoonsnamen betekent het: toegevoegd, b.v. hulpbesteller (bij de posterijen).