v.,
1. betoon van trouw; (hist.) — doen, in het leenrecht, de eed van trouw door de leenman af te leggen in handen van de leenheer of diens vertegenwoordiger;
2. eer, eerbetoon: iemand — bewijzen; —!, gezegd als men zijn instemming of bewondering voor iets, dat iemand gedaan of gesproken heeft, te kennen wil geven; (fig.) om — aan de waarheid te doen, om haar openlijk te erkennen.