Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

houting

betekenis & definitie

m. (-en), Coregonus, vissengeslacht uit de familie →zalmen.

(e) Houtingsoorten lijken grote haringen, bedekt met vrij grote zilverige schubben, en met een donkerder groentot blauwgrijze rug. Zij onderscheiden zich door een grote vetvin en een spitse, ver voor de bek uitstekende snuit. Zij komen voor in gematigde tot koude streken van het noordelijk halfrond, op zuidelijker breedte vaak in bergmeren, en vormen de bron voor een belangrijke commerciële visserij, vooral in Oost-Europa en Azië. Veel soorten leven in zee en trekken voor de voortplanting de rivieren op, andere blijven in zoet water. Het voedsel bestaat vooral uit dierlijk plankton. In Nederland en België kwamen vroeger drie soorten voor (Coregonus oxyrhynchus, C. albula en C. lavaretus), maar de laatste jaren zijn slechts uiterst zelden exemplaren van de zgn. grote maraene (C. lavaretus) aangetroffen, terwijl de meer mariene houting (C. oxyrhynchus) wellicht nog soms langs de kust voorkomt. Deze twee soorten bereiken een lengte tot resp. 45 en 50 cm.

< >