Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Hoover

betekenis & definitie

Herbert Clark, Amerikaans politicus, *10. 8.1874 West Branch (Iowa), ♱20.10.1964 New York. Hoover studeerde mijnbouwkunde en werkte vanaf 1896 bij de geologische dienst.

In 1914 werd hij hoofd van een hulpverleningscommissie ten behoeve van België. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd hij belast met de organisatie van de (naoorlogse) voedselvoorziening in Europa. Hij was lid van de Amerikaanse delegatie naar de vredesconferentie te Parijs. Onder de presidenten Harding en Coolidge was Hoover minister van Handel, waarbij hij een sterk protectionistische koers voer. In 1928 werd Hoover gekozen tot president van de VS. Tijdens zijn bewind vond de economische wereldcrisis plaats, die Hoover aanvankelijk onderschatte.

Als voorstander van ontwapening nam hij het initiatief tot het Hoover-moratorium (1931), dat Duitsland een jaar uitstel van herstelbetalingen verschafte. Daar hij geen voorstander was van overheidsingrijpen in het economisch leven en zodoende geen hulp bood aan de door de crisis getroffen economisch zwakkeren, werd hij bij de presidentsverkiezingen van 1932 vrij gemakkelijk verslagen door F.D.Roosevelt. Na de Tweede Wereldoorlog drong Hoover aan op voedselhulp aan Duitsland en Oostenrijk. Werken: American individualism (1922), Memoirs (3 dln. 1952—54). Uitgave: The state papers and other public writings of H.C.Hoover, door W.Mijers (1934).LITT. D.Hinshaw, H.Hoover (1950); H.G.Warren, H.Hoover and the great depression (1959); D. H.McGee, H.Hoover (1965); A.M.Emery, H.Hoover (1967); R.Sobel, H.Hoover at the onset of the great depression (1975).

< >