Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

hoeve

betekenis & definitie

v./m. (-n),

1. boerderij, hofstede, soms alleen de woning (e): een — pachten; een schilderachtige —; ook als naam van vele boerenplaatsen e.d.;
2. (hist.) stuk land van bepaalde grootte, veelal 16 morgen.

(e) Oorspronkelijk was een hoeve zo veel land als nodig was voor een boerenbedrijf, dat door een normaal gezin bewerkt kon worden en van welks opbrengst zulk een gezin kon leven. Reeds vroeg werd de naam hoeve aanduiding van het normale boerenbedrijf zelf, het land met het huis. Aan het voor vol erkende boerenbedrijf, de volle hoeve, was het recht verbonden tot het deelnemen aan rechtsvorming en bestuur. Voorts had iedere volle hoeve recht op medegebruik van de gemene gronden (→mark). Op een volle hoeve rustte ook de verplichting tot krijgsdienst en tot belastingbetaling.