Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

helling

betekenis & definitie

v. (-en),

1. het overhellen, schuine stand: we moeten aan die plank een grotere — geven; hoek die een lijn, een vlak enz. met het horizontale vlak maakt (e): de van de aardas;
2. afwijking van het horizontale vlak, glooiing: de — van de weg is 1 op 100, op 100 m lengte gaat hij 1 m de hoogte in; een — van 30°;
3. aflopende schuinte, glooiing: op de hellingen van de bergen groeide de wijnstok; een steile —;
4. (scheepsbouw) naar het langs de scheepswerf gelegen water (b.v. rivier) afhellende werkruimte voor het bouwen en repareren van schepen (e); van de — lopen; het schip moet op de —, moet worden hersteld; ook fig. van andere zaken of van personen die medisch onderzocht moeten worden. (E) GEOLOGIE. De helling van een laag, de stand hoek ten opzichte van het horizontale vlak, wordt gemeten met een clinometer. Met de →strekking wordt door de helling de stand van een laag bepaald en de deformatie, waartoe de laag behoort, beschreven.

GEOMORFOLOGiE.De helling vormt een zeer belangrijk landschapskenmerk. De steilte, de lengte en het verloop van de helling spelen een grote rol bij de analyse van een terrein. Een veel voorkomende waarde is 25—30°, de helling van losgestort gesteente. Waarom een bepaalde helling ontstaat en in stand blijft, is echter niet altijd aan te geven. Vast staat wel dat gesteente en vooral klimaat een grote rol spelen bij de hellingontwikkeling. RUIMTEONDERZOEK. Onder helling verstaat men de hoek die het baanvlak van een kunstmaan maakt met het equatorvlak van de aarde; aangegeven door i.

Is i kleiner dan 90° dan beweegt de kunstmaan zich in oostelijke richting (rechtlopend), voor i-waarden tussen 90° en 180° is de satelliet teruglopend. Een belangrijke waarde is i = 98°, dan is de baanprecessie (-l°/dag) gelijk aan de schijnbare verplaatsing van de zon langs de ecliptica, zodat een satelliet met deze baanhelling, waarvan het baanvlak bij lancering ongeveer loodrecht staat op de richting naar de zon, deze gunstige situatie zal blijven houden.

SCHEEPSBOUW. Latigshellingen, haaks of bijna haaks op het vaarwater liggend, worden vrijwel uitsluitend gebruikt voor het bouwen van schepen. De langshellingen voor scheepsreparatie worden wel sleephellingen genoemd, omdat de schepen door op rails lopende wagentjes langs de helling uit het water worden gesleept. Dwarshellingen, evenwijdig aan het vaarwater gebouwd, worden zowel voor het bouwen als voor het herstellen van schepen gebruikt.

Tijdens bouw of reparatie staat het schip op de →bouwbedding die voor de →tewaterlating vervangen wordt door de afloopbaan. STERRENKUNDE. Helling noemt men de hoek die het baanvlak met het vlak van de ecliptica maakt; gewoonlijk aangegeven met i (inclinatie). De helling is voor alle grote planeten zeer klein; bij de planetoïden tot 35° (Pallas, Zerline) en 43° (Hidalgo) aangetroffen. Bij de kometen treft men alle waarden tussen 0° en 180° aan; is de helling groter dan 90°, dan heet de komeet teruglopend.