Duits scheikundige, *8.3.1878 Frankfort aan de Main, ♱28.7.1968 Göttingen. Hahn hield zich vooral bezig met de chemie van radioactieve stoffen.
In 1905 ontdekte hij het thorium, in 1906 het actinium. Hahn werd in 1910 hoogleraar te Göttingen en in 1912 leider van het Kaiser Wilhelm Institut te Berlijn, waar hij samenwerkte met de Oostenrijkse scheikundige Lise Meitner (die in 1938 emigreerde). In Berlijn ontdekte hij het mesothorium en het proactinium, de moederstof van actinium, het uraan-Z als eerste voorbeeld van kernisomerie, en werkte radioactieve processen uit voor het onderzoek van mengkristalvorming en voor geologische ouderdomsbepalingen. In 1938 ontdekte hij samen met F.Strassmann de kernsplijting van uraan en thorium, waarvoor hij in 1944 de Nobelprijs voor scheikunde ontving. Werken: Applied radiochemistry (1936), Künstliche Atomwandlungen und die Spaltung schwerer Kerne (1944), Die Kettenreaktion des Urans und ihre Bedeutung (1948), Die Nutzbarmachung der Energie der Atomkerne (1950), New Atoms (1950), Vom Radiothor zur Uranspaltung. Eine wissenschaftliche Selbstbiographie (1962).