Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

grootvorst

betekenis & definitie

m. (-en),

1. een vorst die in macht boven andere vorsten staat, opperste beheerser van een rijk; (fig.) de — van Europa’s stromen, de Rijn;
2. eertijds de titel van sommige soevereine heersers in delen van Rusland en van bepaalde leden van de Russische keizerlijke familie (e): de — van Moscovië;
3. (bij vergel.) prins in een tak van kunst of wetenschap: Rembrandt, de — van onze schilders.

(e) Grootvorst was oorspronkelijk de titel van Russische vorsten die als oudsten in het huis van de Noormannenvorst Roerik (†879) een bepaald gezag over de deelvorsten uitoefenden. Een zelfde hiërarchie trof men in Litouwen aan. Na de vereniging met Polen ging de titel op de Poolse koningen over, na de vereniging met Rusland op de tsaren. De titel gold verder voor personen die tot in de tweede graad direct afstamden van een Russische tsaar. De tsaar was tegelijkertijd grootvorst van Finland. De keizer van Oostenrijk was grootvorst van Zevenburgen.

< >