m. (groten), 1. Ned. zilveren munt, geslagen sinds het einde van de 13e eeuw (e); 2. ben. voor de halve stuiver in de 15e eeuw.
(e) De groot was in de noordelijke gewesten verdeeld in 8 penningen, in de zuidelijke gewesten in 12 penningen of 24 mijten. In de 15e eeuw werd de stuiver de basis van het muntenstelsel.