Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

groot, (munt)

betekenis & definitie

m. (groten), 1. Ned. zilveren munt, geslagen sinds het einde van de 13e eeuw (e); 2. ben. voor de halve stuiver in de 15e eeuw.

(e) De groot was in de noordelijke gewesten verdeeld in 8 penningen, in de zuidelijke gewesten in 12 penningen of 24 mijten. In de 15e eeuw werd de stuiver de basis van het muntenstelsel.

< >