Duits taalgeleerde, *24.2.1786 Hanau, ♱16.12.1859 Berlijn; broer van Jacob →Grimm. Grimm deelde geheel de levensloop van zijn broer en werkte veel met hem samen, o.a. aan het Deutsches Wörterbuch en Deutsche Sagen.
De geleerdheid en schranderheid van Jacob stelde Wilhelm, die toch een uitstekend filoloog was, enigszins in de schaduw. In verscheidene tekstuitgaven, b.v. Hartmann von Aue’s Armer Heinrich, had hij het voornaamste aandeel, ook in de bewerking van de Kinderund Hausmarchen. Van Wilhelm alleen verschenen: Deutsche Heldensage (1829; 3e dr. 1889), Ueber deutsche Runen (1821); tekstuitgaven: Graf Rudolf (1828; 2e dr. 1844), Freidank (1834; 2e dr. 1860), Rolandslied (1838), Wernher vom Niederrhein (1839), Altdeutsche Gesprache (1851); verhandelingen: Zur Gesch. des Reims (1852). Uitgave: Kleinere Schriften, door G.Hinrichs (4 dln. 1881-87).litt. W.Schoof, W.Grimm (1960); K.SchulteKemminghausen en L.Denecke, Die Brüder Grimm in Bildern ihrer Zeit (1963); L.Denecke, J. Grimm und sein Brüder Wilhelm (1972).