Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

git

betekenis & definitie

zn.,

1.o., (ook: gagaat), gesteente dat in sapropeelrijke omgeving ontstond uit hout dat in bitumen veranderde; zo zwart als —, vooral van de ogen en het haar gezegd, glinsterend zwart;
2. v./m. (-ten), sieraad, langwerpige kraal van git vervaardigd: mantel, met gitten gegarneerd.

< >