Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gevel

betekenis & definitie

m. (-s),

1. buitenmuur, voormuur van een gebouw (e): een vliegende die een weinig vooroverhelt;
2. (fig.) (m.n. een grote) neus: een goede siert het huis.

(e) Oorspronkelijk verstond men onder een gevel alleen de driehoekige top van een muur, thans topgevel genoemd. In het algemeen is een gevel een buitenmuur, zoals die zich aan het oog voordoet. Men onderscheidt voor-, achteren zijgevel. In engere zin verstaat men onder gevel ook wel uitsluitend de voorgevel, die als meest belangrijke in het gezicht komt en meestal de hoofdingang bevat. De gevel is architectonisch het meest karakteriserende onderdeel van het gebouw. De stijlkenmerken zijn er het duidelijkst in uitgedrukt; in de verticale en horizontale verdeling, de vorm en de plaatsing van deuren raamopeningen en de wijze van versiering weerspiegelen zich behalve de bouwstijl ook de betekenis en bestemming van het gebouw.