v. (-s, -n), (ook: venerische ziekte), ziekte aan de geslachtsorganen.
(e) Geslachtsziekten zijn infectieziekten die worden overgebracht van mens op mens, meestal door geslachtsverkeer. Naarmate hierbij frequenter andere partners worden gekozen, is de kans om geïnfecteerd te worden groter en zullen deze infecties meer worden verspreid. De huidige welvaart lijkt, al dan niet dank zij het gelijktijdig doorbreken van taboes en het veranderen van de moraalcode, de promiscuïteit sterk te doen toenemen en de ➝morbiditeit van de geslachtsziekten houdt hiermee gelijke tred. Tot de geslachtsziekten rekent men: ➝syfilis, ➝gonorroe of druiper, ulcus molle, ➝lymfogranuloma inguinale, granuloma venereum, herpes progenitalis, trichomoniasis en candidiasis. Hiervan zijn de eerste drie in Nederland en België het meest bekend.
Na 1960 is men veel meer aandacht gaan besteden aan de bestrijding van geslachtsziekten omdat de heersende verwachting over de spoedige uitroeiing van geslachtsziekten (o.a. door antibiotica) niet in vervulling was gegaan. Na 1959 is in vele landen (ook Nederland en België) het aantal gevallen van syfilis en gonorroe weer geleidelijk toegenomen. Aangezien geslachtsziekten in Nederland (in tegenstelling tot de meeste Europese landen) niet behoeven te worden gemeld (➝Besmettelijke ziektenwet), zijn geen volledige gegevens in Nederland beschikbaar. In België is de meldplicht, in 1945 ingevoerd, vrijwel dode letter. Aan de opsporing van ziektegevallen en mogelijk besmette contactpersonen ontbreekt nog veel. Doelmatige bestrijding is daardoor niet goed mogelijk.
Bij de opsporing (vooral door districtsverpleegster-sociaal werkster) hebben vooral in het verleden de Adviesbureaus voor geslachtsziektenbestrijding, bij de organisatie waarvan de Ned. Vereniging tot Bestrijding van Geslachtsziekten (1914) en de provinciale Kruisverenigingen een grote rol spelen, veel nuttig werk verricht. Het aantal bureaus was echter van 53 in 1949 tot 19 in 1963 teruggelopen. De adviesbureaus bepalen zich tot advies, controle en voorlichting. In Rotterdam is door de Wereldgezondheidsorganisatie in 1951 een demonstratieen trainingscentrum opgericht in het kader van het Brussels Verdrag van 1924 (herzien in 1960), waarbij kosteloze behandeling voor venerische ziekten bij bemanningsleden van koopvaardijschepen werd gewaarborgd. In België kan de behandeling kosteloos in erkende ziekenhuizen gebeuren.
De Belg. Nationale Antivenerische Liga (1923) bevordert het wetenschappelijk onderzoek en de morele en sociale integratie van de geslachtsziekten.
Van groot belang is eveneens gezondheidsvoorlichting en -opvoeding, die o.a. leidt tot een zich zo vroeg mogelijk onder behandeling stellen, het zich niet voortijdig onttrekken aan behandeling, het helpen bij het opsporen van (mogelijk besmette) contactpersonen. Vooral de jeugd dient te worden voorgelicht.
litt. A.King, Recent advances in venereology (1964); A.King en C.Nicol, Venereal diseases (1964).