(geerde, heeft gegeerd),
I. onoverg., een schuine of scheve richting hebben, hetzij aan één, hetzij aan meer zijden, schuin lopen: dat huis geert; een kamer die geert;
II. overg., een kledingstuk, m.n. een hemd -, er één of meer geren inzetten, om het ruimer te maken; een rok geren, met geren naaien of maken.