Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

gepast

betekenis & definitie

bn. en bw. (-er, meest —), 1. geschikt voor, berekend naar het doel: een gepaste handbeweging; hij had geen gepaster woorden kunnen kiezen; hij dacht over een — middel om weg te komen; 2. betamelijk: een gepaste bescheidenheid; hij gaf een antwoord; precies goed, niet overdreven: met gepaste vrijmoedigheid antwoorden; 3. juist afgepast: met — geld betalen.