gepast
gepast - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van passen gepast - Bijvoeglijk naamwoord 1. goed aansluitend bij de situatie of bedoelingen ♢ Met gepaste bewoordingen wist hij de ruziemakers tot rust te brengen. 2. behoorlijk, fatsoenlijk ♢ Vloeken is geen...