v./m. (-bozen)
1. (ook: flamboos, bramboos, heiningbes), eetbare rode sappige vrucht van een struik uit de familie Rosaceae, Rubus idaeus;
2. die struik zelf;
3. (mv.), frambozen, likeur van de genoemde vrucht.
De stamsoort van de framboos groeit in het wild, zowel in Noord-Europa en Azië als in Noord-Amerika; ook in Nederland en België, meestal op open plaatsen tussen kreupelhout. De gekweekte soorten hebben meer en grotere vruchten, die meestal rood (ook wel geel, zelfs geelachtig wit) zijn.
De frambozenteelt is vrij eenvoudig. De bloemen en vruchten ontwikkelen zich op de stengels die het voorafgaande jaar uit de wortelstok opgeschoten zijn; deze stengels sterven na de vruchtdraging af. Zij worden vervangen door nieuwe stengels, die daarnaast opgroeien en die, ongedekt, gedurende de winter overblijven om in de komende zomer vrucht te geven. Men kweekt voort door deling van oudere planten, in de herfst of in het vroege voorjaar. Een enkele eenjarige stengel van goede wortels voorzien, vormt reeds een plant. Men kort deze stengel bij het planten in tot op ca. 35 cm lengte en plant bij voorkeur op rijen, in diep omgewerkte, goed met varkensmest bewerkte grond.
De afstand der planten bedraagt 20 —25 cm in de rij; de rijen zelf hebben 1 m tussenruimte. Voor de handel teelt men o.a. de rassen: Mailing Promise, Jochems Roem, Rode Radboud en Schönemann. De belangstelling voor de teelt neemt sinds 1960 af door de toenemende concurrentie uit Oost-Europa, Engeland en Schotland, waar goedkoper kan worden geproduceerd.
In 1960 was er in Nederland 13 km2 areaal, in 1973 nog maar 2,68 km2, vanouds geconcentreerd in westelijk Noord-Brabant en Zuid-Beveland (opbrengst 2—3 mln. kg). Het produkt is voor 90 % bestemd voor industriële verwerking (pulp, diepvries) . In België is de frambozenteelt m.n. rond Hoogstraten (in 1960 ca. 150 ha) gesitueerd. De teelt was voornamelijk bestemd voor industriële verwerking en is vrijwel verdwenen. In het Pajottenland ten westen van Brussel worden nog frambozen geteeld voor de directe consumptie (ca. 25 ha, produktie7— 10 t/ha).
