m. (-s), (ook: grootoorof woestijnvos), klein vosachtig roofdier met naar verhouding zeer grote oren.
De fennek, Fennecus zerda, bewoont de Sahara en randgebieden in Afrika, het Sinaï Schiereiland en Arabië. Lichaamslengte: 40 cm, staart 25 cm; licht zandkleurig, vaak bijna wit. De hete dag brengen fenneks in koele holen door, waarna zij ’s nachts tevoorschijn komen en in hoofdzaak op het gehoor op kleine zoogdieren, vogels, hagedissen en insekten jagen. Ook eten zij vruchten, waarschijnlijk om het vocht. Fenneks zijn goede gravers; een teveel aan voedsel wordt direct in de grond verborgen. In dierentuinen blijken zij teer te zijn; niettemin zijn leeftijden van meer dan tien jaar (lang voor zo’n klein dier!) niet zeldzaam en zijn herhaaldelijk fokresultaten bereikt, zie hondachtigen, zie vossen.