[Lat.], v. (-s),
1. uitdrukking van het gelaat ;
2. uitdrukking van de taal, gezegde: een vreemde —;
3. gevoelsuitdrukking: met veel —;
4. uitpersing;
5. (genetica) mate waarin een bepaald gen tot uiting komt in het fenotype.
Door de expressie kan het gelaat de innerlijke, vooral psychische toestand laten blijken. Expressie is de grondslag voor contact tussen levende wezens (dieren onderling, mensen onderling, tussen dier en mens). Bij het dier is de expressie spontaan, bij de mens tot op zekere hoogte, omdat hij in staat is zijn expressie te beheersen, waardoor sociale controle en culturele regulatie mogelijk worden.