[Gr. ex, buiten, gameo, huwen], v., het verbod om seksuele relaties te onderhouden of te huwen met leden van de eigen clan of de eigen lineage.
Een afdoende verklaring voor het ontstaan en de handhaving van het verschijnsel exogamie heeft de culturele antropologie nog niet kunnen verschaffen. In recente tijd is teruggegrepen op een gedachte van E.B.Tylor, dat exogamie in oorsprong het enige middel was om tot een permanente alliantie tussen familiegroepen te komen. Tylor zag de oorspronkelijke verhouding tussen vreemde groepen als uitsluitend vijandig en meende dat er slechts een alternatief was tussen ‘marrying out’ en ‘being killed out’. Ook C.Lévi-Strauss meent dat de exogamie in oorsprong niet zozeer een verbod is als wel een gebod, nl. om de eigen vrouwen uit te huwelijken en zelf huwelijkspartners uit andere groepen te betrekken. Alleen zo kon er volgens hem een maatschappij ontstaan die de afzonderlijke familiegroepen te boven ging.
Vaak gaan de voorschriften inzake de exogamie verder dan genoemd verbod. Zo geldt in vele maatschappijen dat het een vrouw verboden is te huwen in een clan, waaruit de eigen clan reeds een of meer vrouwen betrokken heeft. Door een dergelijk huwelijk zou nl. de speciale verhouding, die er tussen bruidgevers en -nemers bestaat (de bruidgevers nemen meestal een superieure positie in ten opzichte van de bruidnemers), verstoord worden. Nog gecompliceerder is de situatie bij de meeste Aborigines (Australië), die ingedeeld zijn in twee exogame groepen, elk op hun beurt weer onderverdeeld in twee, vier of acht huwelijksklassen, waarvan de leden slechts mogen huwen met iemand uit één bepaalde andere klasse.
LITT. C.Lévi-Strauss, Les structures élémentaires de la parenté (1949); H.T.Fisher, Huwelijk en huwelijksmoraal bij vreemde volken (1952); R. en L.Makarius, L’origine de l’exogamie (1961).