Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

exegese

betekenis & definitie

[Gr. exegesis, uitleg], v. (-en),

1. verklaring van een geschrift;
2. theologische wetenschap die de inhoud van de bijbel bestudeert.

De christelijke exegese volgt een aantal grondregels die worden vastgesteld en behandeld in een speciale onderafdeling, de hermeneutiek. De isagoge of inleiding heeft tot taak, de oorsprong, omvang, tekst en het algemeen karakter van de verschillende bijbelboeken uiteen te zetten. De christelijke exegese van het OT en van het NT kent te onderscheiden kenmerken:

1. OT. In de oude kerk bestonden verschillende scholen ten aanzien van de uitleg van het OT: de Alexandrijnse School, waar de allegorische exegese bloeide (allegorese), en de Antiocheense School, die zich toelegde op het letterlijke, filologische verstaan van het OT. In de moderne wetenschappelijke beoefening van de exegese onderscheidt men de volgende aspecten:
1. tekstcritiek: het zoeken naar de juiste tekstoverlevering door vergelijking van handschriften en oude bijbelvertalingen;
2. litteraire kritiek: het pogen vast te stellen welke schriftgedeelten oorspronkelijk zijn en welke op latere toevoeging berusten; pendanten hiervan zijn het onderzoek naar de overleveringsgeschiedenis (van gesproken woord tot eerste schriftelijke fixatie) en de redactiegeschiedenis (van eerste tot definitieve schriftelijke fixatie);
3. ‘Formgeschichte’: onderzoek naar de gebruikte litteraire genres en naar de functie van bepaalde litteraire vormen en uitdrukkingen in het ‘gewone leven’ (zie Vormgeschiedkundige School);
4. ‘Traditionsgeschichte’: onderzoek naar de Oudisraëlitische tradities waaraan een bijbels auteur refereert;
5. het structuuren taalanalytisch onderzoek van overgeleverde teksteenheden, met inschakeling van de moderne linguïstiek en taaltheorie.

LITT. A.Deissler, Das Alte Test. und die neuere kath. Exegese (1963); K.Koch, Was ist Formgeschichte? (2e dr. 1967); J.Schreiner, Einführung in die Methoden der bibl. Exegese (1971); H.Barth en

O.Steck, Exegese des Alten Test. (1971); W.Richter, Exegese als Literaturwissenschaft (1971); R. Barthes e.a., Analyse structurale et exégèse bibl. (1972); D.Knight, Rediscovering the traditions of Israel (diss. 1973); O.Kaiser, W.Kümmel en G.Adam, Einführung in die exeget. Methoden (4e dr. 1974); J.Hayes, Old Test. form criticism (1974); T.Vriezen, Het OT (1975); N.Tromp, Wet, profeten, geschriften (1976).
2. NT. De exegese van het NT poogt allereerst de oorspronkelijke Griekse tekst zo dicht mogelijk te benaderen. De grote hoeveelheid tekstgegevens die in de Griekse handschriften, de vertalingen en de citaten van de kerkvaders bewaard gebleven zijn, maakt beslissingen op dit terrein vaak zeer moeilijk. Voor het begrijpen van de inhoud van de tekst is het noodzakelijk, dat men zich rekenschap geeft van de situatie waarin het geschrift geschreven is. Een bepaalde schrijver heeft voor een bijzondere groep lezers in een bepaalde tijd met het oog op bijzondere omstandigheden en verhoudingen geschreven. Men mag de tekst niet los van het geheel gaan verklaren, men moet hem zien in het verband van wat voorafgaat en wat volgt. Eerst dan zal men iets doorgronden van de bedoeling van de schrijver. Heeft er beïnvloeding plaats gehad vanuit de omgeving? Het Griekse woord voor geweten b.v. komt in de evangeliën niet voor, maar wel herhaalde malen in de brieven van Paulus. Het Hebreeuws kent niet een apart woord voor geweten. Heeft de apostel het ontleend aan het spraakgebruik van de Stoa? En heeft het dan bij hem dezelfde betekenis als in de wereld om hem heen? Ook als er invloed van hellenistische zijde te constateren valt, zal de exegese van het NT in het algemeen veel meer aandacht hebben te besteden aan de achtergrond van het OT en van het jodendom uit de tijd van het NT. Dat blijkt reeds hieruit, dat in het NT slechts drie citaten van Griekse schrijvers voorkomen (Hand.17,28; Kor.15,33; Tit.1,12), maar talloze malen teksten uit het OT worden aangehaald of dat erop gezinspeeld wordt. Begrippen zoals gerechtigheid, ziel, kennen, waarheid kan men alleen vanuit die achtergrond goed begrijpen. De term ‘vlees en bloed’ b.v. (Matt. 16,17) laat zich aan de hand van vele plaatsen uit de misjna illustreren en verduidelijken.

LITT. E.Fascher, Vom Verstehen des Neuen Test. (1930); J.Elliot, Studies in New Test. language and text (1976).

In de joodse exegese kan men vier stromingen onderscheiden: de letterlijke (pesiat), de allegorische (remes), de homiletische (derasj) en de mystieke (sod). De eerste schriftelijke sporen van exegese zijn reeds in de bijbel zelf terug te vinden. Onder invloed van de hellenistische beschaving, gaf Filoon van Alexandrië voor het eerst een allegorische verklaring. Onder invloed van de Arabische wetenschap en de sekte van de Karaïeten kreeg ook de joodse exegese in de 9e eeuw nieuwe impulsen, vooral door Saadia Gaon, de grondlegger van de letterlijke uitlegging, die later door Rasji (NoordFrankrijk, ca.1050) en Abraham Ibn Ezra (Spanje, ca.1050) werd voortgezet, waarbij een synthese tussen de letterlijke en de homiletische exegese werd bereikt. In de 14e eeuw kwam in Spanje de mystieke stroming op, die als hoofdwerk de Zohar, een mystiek commentaar op de Pentateuch voortbracht. In de 18e eeuw en vooral 19e eeuw begon onder invloed van de christelijke bijbelwetenschap ook de moderne kritische exegese bij joden waarvan

M.Mendelssohn de eerste beoefenaar was.

LITT. B.M.Casper, An introduction to Jewish bible commentary (1960).