v., de bewerking die ertsen moeten ondergaan om de waardevolle bestanddelen afzonderlijk te concentreren.
Zonder ertsscheiding is in de meeste gevallen de verwerking van erts tot metaal niet mogelijk. De voornaamste manieren zijn:
1. Lezen, d.i. het met de hand uitzoeken van rijk erts en waardeloos gesteente.
2. Zeven, waarvoor men stilstaande zeven, trommel-, schud-, trilof vibratorzeven gebruikt, dit naar gelang de aard en korrelgrootte van de te scheiden mineralen.
3. Vrije bezinking in stilstaand water of in een opstijgende waterstroom. Laat men korrels van verschillende mineralen vallen in een opstijgende waterstroom, dan zal het van de snelheid van die stroom afhangen welke korrels doorvallen, blijven zweven of door de stroom mee naar boven genomen worden. Hiervoor gebruikt men stroomscheiders, cilinders met onderaan een klein toelopend konisch gedeelte of konische bakken. Door het regelen van een van onderen toegevoerde waterstroom heeft een classificatie plaats van de boven ingevoerde ertskorrels.
4. Gehinderde bezinking, waarbij het aantal korrels zo groot is, dat zij elkaar bij het vallen hinderen. Grotere korrels worden meer gehinderd dan kleinere, zodat bij gehinderde bezinking de korrels met kleine volumieke massa groter en de korrels met grote volumieke massa kleiner zijn dan bij vrije bezinking.
5. Wasgoot. Wanneer een waterstroom over een plat vlak vloeit, worden in het algemeen korrels ter de dikte van de waterstroom eerder meegenomen dan kleinere korrels. Lichtere korrels worden natuurlijk eerder meegenomen dan zwaardere. Door een hellende houten goot worden korrels van verschillende mineralen in een waterstroom geleid. De onderin ertsolietanker de waterstroom geconcentreerde zware ertsmineralen worden gevangen achter de schotten die dwars in de goot geplaatst zijn.
6. Stooten schudwerking. Indien een plat vlak met een dun laagje erts en water bedekt, een versnelling in een bepaalde richting krijgt en in deze beweging plotseling wordt tegengehouden, zullen de zwaardere korrels in hun oorspronkelijke bewegingsrichting verder doorschieten dan de lichtere. Dit principe gecombineerd met dat onder 5. wordt toegepast bij stooten schudtafels, waarvan vele soorten in de handel zijn.
7. Middelpuntvliedende kracht. Wanneer een vloeistof waarin zich vaste deeltjes bevinden in werveling wordt gebracht, dan zullen de vaste deeltjes door de middelpuntvliedende kracht naar buiten worden geslingerd en zich gaan bewegen langs de wanden van het vat waarin de werveling plaats vindt (o.a. de hydrocycloon, spiraalscheider).
8. Magnetisme. Een aantal mineralen zijn min of meer magnetisch. Bij de meeste magneetscheiders wordt het droge, fijngemaakte erts in een stroom langs een sterke, stilstaande of bewegende elektromagneet gevoerd.
9. Elektrische geleidbaarheid. De mineralen kunnen worden onderscheiden in geleiders, halfgeleiders en niet-geleiders. Deze eigenschap wordt aangewend door de elektrostatische scheider, die bestaat uit een geaarde voedingsrol. Op enige afstand hiervan bevindt zich een elektrode die positief of negatief geladen kan worden (8000—40000 V), waardoor een even sterke tegengestelde lading op de voedingsrol geïnduceerd wordt. Naarmate de voedingsrol de overmaat elektronen al of niet opneemt, zal het korreltje worden afgestoten of aangetrokken, waardoor de verschillende korrels afzonderlijkkunnen worden opgevangen. Een versterking van dit effect wordt verkregen door een tweede elektrode aan te brengen. 10. Schuimscheiding. Door agitatie van zeer fijn gemalen erts in water waaraan kleine hoeveelheden gunstig gekozen organische en anorganische verbindingen (schuimvormers, modifying agents, collectors) toegevoegd zijn, kunnen bepaalde ertsdeeltjes in het zich vormende schuim aan de oppervlakte verzameld worden. Het toestel waarin dit alles plaatsheeft, is de flotatiecel of schuimscheider.
11. Gebruik van zware vloeistoffen. Wanneer magnetiet, ferrosilicum of andere zware mineralen in zeer fijne poedervorm in water gesuspendeerd worden, ontstaat een zware vloeistof. Voert men in een dergelijke zware vloeistof mineralen, waarvan een gedeelte een kleinere volumieke massa heeft dan de zware vloeistof, dan zullen die mineralen gaan drijven, terwijl de mineralen met grotere volumieke massa zullen bezinken. Alle besproken methoden worden afzonderlijk of in combinatie gebruikt bij de ertsscheiding. Het is niet mogelijk aan te geven wanneer en voor welk erts een bepaald toestel gebruikt wordt, omdat ieder erts zijn bijzondere eigenschappen en storende bestanddelen heeft. In het algemeen kan gezegd worden dat: bij de concentratie van oxidische ertsen (ijzeroxiden, kassiteriet enz.) meer gebruik wordt gemaakt van toestellen waarbij de zwaartekracht de voornaamste rol speelt (tafels, zware vloeistoffen) en dat bij sulfidische ertsen de schuimscheiding meer toegepast wordt. [prof.dr.F.Geukens]