Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-06-2019

braam1, (oneffen)

betekenis & definitie

braam1, (oneffen) - v./m. (bramen), ruige, oneffen rand, zelfkant, baard, zoals aan gesneden papier, aan met beitel of zaag bewerkt hout, aan geslepen metaal (op een mes of schaar), aan gegoten metaal: de — afnemen, het omliggende kantje, als gevolg van het slijpen, wegnemen (zie afbramen); de — (van geslepen schaatsen) afrijden; het ruige opstaande randje dat zich bij het graveren op metaal om de sneden zet; de afdruk van dit randje op de gravure: een exemplaar met veel braam.

< >