botercontrole (boterkontrole) - v./m., toezicht van rijkswege op samenstelling van en handel in boter.
Bij de botercontrole wordt onderscheid gemaakt tussen controle op samenstelling en op kwaliteit.
Controle op samenstelling hoort in Nederland tot de taak van de botercontrolestations, gevestigd in Leeuwarden, Deventer, Alkmaar en ’s-Gravenhage. Zij staan onder rijkstoezicht en garanderen, dat de boter onvervalst is, een normaal vochtgehalte heeft, geen gevaar oplevert voor de volksgezondheid en in de verpakking het juiste gewicht heeft. De op vrijwillige basis aangesloten fabrieken zijn verplicht het rijksbotermerk (afb.) te gebruiken. Uit de aanduidingen op de genummerde merken kan worden afgeleid waar en wanneer de boter is bereid. De kwaliteit van de boter wordt door het ZuivelKwaliteitscontrole-Bureau (ZKB) te Amsterdam, dat eveneens onder rijkstoezicht staat, gecontroleerd. Voldoet de boter aan de gestelde eisen wat betreft geur, smaak, stevigheid, los-vochtcijfer, kopergehalte en verpakking, dan mag het botermerk zijn voorzien van het woord ‘exportqualiteit’. Van de geproduceerde boter is 95 % gerechtigd het kwaliteitsmerk te voeren. Voor boter, die niet aan de hoge kwaliteitseisen voldoet, mag het botermerk met kwaliteitsaanduiding niet gebruikt worden. Met het oog op het maken van reclame voor het eigen merk volstaan sommige boterfabrikanten tegenwoordig met een eenvoudiger rijksmerk.
In België worden de samenstelling en de kwaliteit van boter gecontroleerd door de Nationale Zuiveldienst (Brussel), die onder toezicht staat van het Ministerie van Landbouw, dat verschillende controlestations in het land beheert.