adoptianisme - o., de leer dat Christus slechts de aangenomen zoon van de Vader en dus slechts mens, of althans niet volledig God zou zijn.
Het Spaans adoptianisme uit de 8e eeuw werd verdedigd door Elipandus van Toledo en Felix van Urgel. Het werd bestreden door Alcuin en veroordeeld op de synoden van Frankfort (794) en Aken (799).
adoptie [Lat. adoptare, uitkiezen, als kind aannemen], v., het aannemen van een kind.
In Nederland is adoptie voor het eerst geregeld bij de wet van 26.1.1956, Stb. 42, in titel 12 van het le Boek BW (artt. 227 vlg. BW en artt. 969 vlg. WBv.) en sindsdien herhaalde malen gewijzigd. Adoptie wordt alleen toegewezen indien dat in het kennelijk belang van het kind is. Adoptie geschiedt door uitspraak van de rechtbank van de woonplaats van het kind, op verzoek van een echtpaar dat een kind wil adopteren. De Centrale Adoptieraad, die mede op grond van de rapporten van de Raad voor Kinderbescherming de rechter bij verzoeken tot adoptie van advies diende is op 31.1.1974 opgeheven. Thans adviseert alleen de Raad voor Kinderbescherming. Tegen de uitspraak op een verzoek staan open de middelen van verzet, hoger beroep en cassatie. Voor een toestemmende uitspraak is nodig:
1. dat het kind minderjarig is;
2. dat het kind niet is een wettig of natuurlijk kind of kleinkind van een van de adoptanten;
3. dat ieder van de adoptanten 18—50 jaar ouder dan het kind is;
4. dat geen van de ouders die in familierechtelijke betrekking tot het kind staan het verzoek tegenspreekt;
5. dat de ouders, die in familierechtelijke betrekkingen tot het kind staan, meerderjarig zijn;
6. dat het kind reeds meer dan een jaar door de adoptanten te zanten is verzorgd en opgevoed en één van hen voogd van het kind is;
7. dat de adoptanten ten minste vijf jaren met elkaar gehuwd zijn. Als het kind 14 jaar of ouder is beslist de rechtbank niet dan nadat het kind is gehoord; niet om de ‘toestemming’ van het kind te verkrijgen, maar opdat de voorlichting met betrekking tot de status als adoptiekind ter sprake komt. Door de adoptie verkrijgt het kind de status van wettig kind der adoptiefouders en houden de familierechtelijke betrekkingen tussen de geadopteerde en zijn bloed- en aanverwanten in de opgaande en de zijlinie op te bestaan. De adoptie kan worden herroepen door uitspraak van de rechtbank op verzoek van de geadopteerde. Het verzoek kan slechts worden toegestaan indien de herroeping in het kennelijk belang van het kind is, de rechter van de redelijkheid van het herroepen in gemoede overtuigd is en het verzoek is ingediend niet eerder dan twee en niet later dan drie jaren na de meerderjarigheid van het kind. Door de herroeping houden de burgerlijke betrekkingen tussen de geadopteerde en de adoptanten met hun familie op, en de burgerlijke betrekkingen, die door adoptie ophielden, herleven. De adoptie en de herroeping worden in de registers van de burgerlijke stand van de geboorteplaats van het kind ingeschreven.
In de praktijk komt adoptieherroeping niet voor. Per jaar worden in Nederland ca. 900 kinderen geadopteerd. Een per 1.10.1962 in werking getreden Wet op het Nederlanderschap en het ingezetenschap bepaalt in art. I bis dat Nederlander door adoptie is het kind, dat in het koninkrijk bij rechterlijke uitspraak is geadopteerd, indien de adoptiefvader (eventueel de adoptiefmoeder) op de dag dat de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen, de staat van Nederlanderschap bezit en het kind op de dag van uitspraak in eerste aanleg minderjarig is. Dit geldt bij voldoen aan de vereisten ook als de adoptie voor 1.10.1962 tot stand is gekomen. Omdat het aanbod van Ned. adoptiekinderen dalende is, neemt de vraag naar buitenlandse pleegkinderen toe. [prof.mr.M. Rood-de Boer] LiTT. J.A.Nota, De adoptie (1970).
BELGIË. Adoptieve afstamming volgt uit een plechtige overeenkomst tussen aannemende persoon en aangenomene, waarbij tussen beide een kunstmatige verwantschap ontstaat, die op wettige afstamming gelijkt, zonder dat evenwel de geadopteerde aan zijn oorspronkelijke familie wordt onttrokken. Artt. 343-370 BW, waarbij adoptie en wettiging door adoptie werden geregeld, werden opgeheven en vervangen door de wet van 21.3.1969, gewijzigd bij die van 1.3.1971 en 7.5.1973. Waar principieel adoptie voor iedereen openstaat, is zij echter enkel toegelaten wanneer zij gegrond is op billijke redenen en voor het aangenomen kind voordelen oplevert. De partijen moeten de volgende grondvoorwaarden vervullen:
1. de adoptant moet ouder zijn dan 35 jaar en tenminste 15 jaar ouder dan de geadopteerde. Evenwel, indien twee niet van tafel en bed gescheiden echtgenoten tegelijk adopteren, is het voldoende dat ieder van hen, of slechts een van hen indien zij meer dan 5 jaar gehuwd zijn, de leeftijd van 30 jaar heeft bereikt en dat beiden 15 jaar ouder zijn dan de geadopteerde. Indien de geadopteerde een natuurlijk kind van de adoptant is, of een wettig, natuurlijk of adoptief kind van diens echtgenoot, zelfs wanneer deze overleden is, is het voldoende dat de adoptant de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt en 10 jaar ouder is dan de geadopteerde.
2. de geadopteerde mag door niemand anders aangenomen zijn (tenzij de ander de echtgenoot is van de adoptant). Indien de aangenomene minderjarig is moet hij de toestemming krijgen van de ouders, ofwel van de familieraad ingeval de minderjarige noch vader noch moeder heeft;
3. voor beide partijen geldt dat indien zij gehuwd zijn, de toestemming van de mede-echtgenoot noodzakelijk is, behalve ingeval van afwezigheidsverklaring of van scheiding van tafel en bed. De akte van adoptie, verleden voor de vrederechter of een notaris, moet ter homologatie voorgelegd worden aan de rechtbank van eerste aanleg of aan de jeugdrechtbank al naar gelang de geadopteerde meerderjarig of minderjarig is (art. 18-1-Wet jeugdbescherming van 8.4.1965).
De gevolgen van adoptie zijn:
1. de geadopteerde draagt de naam van de adoptant;
2. de adoptant oefent over de geadopteerde de rechten uit verbonden aan de ouderlijke macht, met de daarbij behorende lasten, verplichtingen en sancties;
3. adoptie doet huwelijksbeletselen ontstaan tussen partijen, alsmede ten opzichte van hun respectievelijke echtgenoten en wettige of onwettige afstammelingen (art. 363 BW);
4. de adoptant is onderhoud verschuldigd aan aangenomene en zijn wettige afstammelingen, zo zij in nood verkeren, en omgekeerd;
5. ten opzichte van de adoptant hebben de geadopteerde en zijn wettige afstammelingen hetzelfde erfrecht als een wettig kind. Bij kinderloosheid gaan na overlijden de zaken, hem door de adoptant geschonken of achtergelaten, en die bij het overlijden van de aangenomene in natura bestaan, terug naar de adoptant of diens wettige afstammelingen, onder verplichting tot de schulden bij te dragen en onverminderd de rechten van derden;
6. de geadopteerde mag zijn eigen naam bewaren en die van de adoptant laten voorafgaan;
7. in zijn oorspronkelijke familie bewaart de geadopteerde al zijn rechten en verplichtingen, behalve wat betreft die welke verband houden met de ouderlijke macht. Adoptie kan, wegens zeer belangrijke redenen, herroepen worden door de rechter, op vordering van de adoptant, de twee adopterende echtgenoten of een van hen, de geadopteerde, of van het Openbaar Ministerie, met als gevolg dat alle gevolgen van de adoptie ophouden, behalve nochtans de huwelijksbeletselen en het anomaal erfrecht.
LITT. X.Carton de Wiart, L’adoption et la tutelle officieuse (1940); A.Kluyskens, Personen- en familierecht (1949); L.Stichelbaudt, L’adoption légale des enfants mineurs (Revue de L’Administration; 1950—54); C.van Malderen, Adoptie en wettiging door adoptie (1970).
KERKRECHT (Rooms-Katholieke Kerk). De (wettelijke) verwantschap, die voortvloeit uit adoptie is alleen daar een kerkrechtelijk huwelijksbeletsel, waar en voorzover dit volgens de burgerlijke wet van een land het geval is (Codex Iuris Canonici, canons 1059 en 1080).
Pedagogische en ontwikkelingspsychologische aspecten. Adoptiefouders hebben vaak bewuster gekozen voor het ouderschap, en voelen daardoor vaak hun verantwoordelijkheid zwaarder dan ‘gewone’ ouders. Dit wordt dikwijls versterkt door de hoge eisen die aan aspirant-adoptiefouders worden gesteld, en de lange wachttijd die aan de plaatsing van een kind vooraf kan gaan. Soms ook hebben de kinderen al een moeilijke levensperiode doorgemaakt, voor zij in het adoptiefgezin komen, waardoor de opvoeding ook moeilijker kan zijn. Aangezien echter het pedagogisch ouderschap (het gekozen hebben om dit kind op te voeden) belangrijker is dan het biologisch ouderschap als zodanig, is er in principe geen onderscheid tussen de ontwikkeling van een adoptiefkind en die van een ‘gewoon’ kind.
LiTT. H.F.M.Mansvelt, Adoptiefouders aan het woord (1969); H.R.Goudsmit, Adoptie in Nederland (1971).