Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-12-2018

abstract expressionisme

betekenis & definitie

abstract expressionisme, een term in de beeldende kunst, oorspronkelijk omstreeks 1913 toegepast op de schilderijen van V.Kandinsky die aan kleuren en vormen, onafhankelijk van een voorbeeld uit de zichtbare werkelijkheid, hun expressiviteit ontleenden.

De criticus Clement Greenberg paste in 1949 deze benaming toe op de schilderschool, ook wel New York School genoemd, ontstaan tijdens de Tweede Wereldoorlog in New York, waar toen een groot aantal Europese kunstenaars zoals E.Matta, M.Ernst, A.Masson, en S.Dali verbleef. Deze exposeerden met Amerikaanse kunstenaars bij de in 1942 opgerichte galerie Art of this Century van Peggy Guggenheim. Vooral het daar getoonde surrealisme zou van grote invloed zijn op de Amerikaanse kunst. Het belangrijkste principe dat men hieraan ontleende was het automatisme, het spontane schilderen met vrije bewegingen en zonder verstandelijke controle, daarbij vertrouwend op onderbewuste impulsen. Hiermee samen hing het gebruik van willekeurige, aan de natuur ontleende vormen, dat o.a. J.Pollock en A.Gorky aanvankelijk overnamen van surrealisten als Matta, J.Miró en Masson. Deze vormen bedekten als een totaalpatroon het hele vlak van het schilderij. Daarna ging men steeds over op spontane en vrije schildertrant. Omstreeks 1950 kan men twee groepen abstractexpressionisten onderscheiden: 1. actionpainters: b. v. F.Kline, Pollock, W.de Kooning.

Voor hen staat de actie van het schilderen centraal. Men gooide, drupte of smeerde de verf met spontane directheid op het doek, een schilderwijze die duidelijk voorkomt uit het automatisme; 2. colourfieldpainters: b.v. B.Newman, M.Rothko, C.Still. Zij werkten samen met grote kleurvlakken op monumentaal formaat, naast elkaar gezet of onderbroken door grote abstracte tekens. In Europa treft men soortgelijke ontwikkelingen aan. De in Parijs levende schilders A.Wols, H.Hartung, H.Michaux en aanvankelijk Tapies waren vertegenwoordigers van wat hier art informel en tachisme werd genoemd. Ook de leden van de Cobra-groep vertoonden verwantschap met de vrije en spontane schilderwijze der abstract-expressionisten. LITT. Th.B.Hess, Abstract painting, background and American phase (1951); H.Rosenberg, The tradition of the new (1959); C.Greenberg, Art and culture (1965); B.Rose, American Painting II (1969); I.Sandler, Abstract expressionism, the triumph of American painting (1970).