Gepubliceerd op 19-03-2019

Vibúrnum L

betekenis & definitie

Sneeuwbal Struiken met enkelvoudige, soms gelobde, overstaande bladeren; bloemen 2-slachtig, meestal wit, in eindstandige pluimen of schermen met of zonder randbloemen; kelk zwak 5-tandig; bloemkroon 5-tallig, radvormig met korte buis; stijl kort of 0; 5 meeldraden; vruchtbeginsel 1-hokkig; 1-zadige besvrucht. Van het geslacht Vibúrnum zijn ruim 125 soorten bekend, inheems in N.- en M.-Amerika, Europa, N.-Afrika en Azië, enkele zelfs in de tropische zone, Java.

De bij ons winterharde soorten, waarvan de voornaamste hieronder worden beschreven, zijn meest alle waardevolle struiken voor park- en tuinaanleg, uitmuntend door mooie bladeren, bloemen of vruchten, die in grote of kleine groepen kunnen worden aangeplant, soms ook weinig lichteisend zijn en geschikt zijn voor onderplanting; men zie hiervoor bij de beschrijving. Bijna alle soorten kunnen worden gekweekt door afleggen, van zaad of zomerstek onder glas, niet van winterstek. Voor het determineren der talrijke soorten raadplege men onderstaande indeling; de onder I-V genoemde secties bevatten alle zomergroene planten.

I. Bladeren gelobd, aan de basis 3-5-nervig, met klieren boven aan de bladsteel, bloeiwijze vaak met randbloemen; vruchten rood . . . Sectie Opulus II. Bladeren gaaf of gezaagd, met naar de top toebuigende nerven; bloeiwijze zonder randbloemen; vruchten zwart of blauw-zwart . . . . Sectie Lentágo III. Bladeren onregelmatig getand, met naar de rand toelopende nerven, onderzijde blijvend sterharig; bloeiwijze met randbloemen, aan korte zijtwijgen; vruchten blauw-zwart . . . . Sectie Pseudópulus IV. Bladeren fijn getand, met naar de rand toelopende nerven, onderzijde sterharig; bloeiwijze eindstandig, gewoonlijk met randbloemen; vruchten donkerrood; knoppen naakt . . . . Sectie Pseudótinus V. Bladeren getand; nerven in de bladrand eindigend; bloeiwijze zonder randbloemen; vruchten rood tot zwart; knoppen met 2 paar schubben. . . . Sectie Odontótinus VI. Bladeren veernervig; bloemen in pluimvormige bloeiwijze; vruchten rood tot zwart; planten soms groen blijvend . . . . Sectie Thyrsósma VII. Bladeren als bij VI; bloeiwijze vlak, tuilvormig; planten soms wintergroen, sterharig of viltig; knoppen naakt . . . Sectie Lantána VIII. Bladeren gaaf of zwak getand, aan de basis vaak 3-nervig, met naar de top gebogen nerven; planten zomer- of zomer en wintergroen; vruchten blauw of zwart; knoppen met 1 paar schubben . . . . Sectie Tínus

< >